Ondanks toename van aantal patenten loopt Europa steeds verder achterop waardoor zijn concurrentiepositie verslechtert.
Het Europees Octrooibureau heeft recentelijk cijfers gepubliceerd over 2013 waaruit blijkt dat een recordaantal octrooiaanvragen is gedaan. Nederland, aangevoerd door Philips, staat 8ste op deze lijst. Positief nieuws en het laat zien dat Europa vernieuwend bezig is. Inzoomen op hightech laat helaas een ander beeld zien. De waarheid is dat Europa ondanks een toename in patenten steeds verder achterloopt op het gebied van hightech, waardoor de concurrentiepositie van Europa verslechtert. Dat Europa hightech nodig heeft om te concurreren in industrieën als auto, luchtvaart, detailhandel, telecommunicatie en energiediensten is evident. Hightech is een motor voor innovatie, het levert banen op en meer welvaart. Daarnaast hebben de recente NSA-onthullingen ons gewezen op de risico’s van te grote afhankelijkheid van niet-Europese hightech-spelers. Hoewel Europa als continent goed is voor een kwart van de wereldwijde hightech-omzet, wordt het merendeel gegenereerd door niet-Europese bedrijven. Slechts negen van de top 100 ICT-bedrijven hebben hun hoofdkantoor nog in Europa en dit wordt acht als Microsoft de mobiele divisie van Nokia heeft overgenomen. Europa blijft zo achter zonder vertegenwoordiging in de wereldwijde top 10 fabrikanten van smartphones. Europa kent weinig hightech bedrijven die voldoende schaal hebben om leidend te zijn in deze consolidatieslag. Dit maakt Europese bedrijven kwetsbaar en zorgt dat kennis, werkgelegenheid en groeikansen verminderen. Philips’ tv-divisie is sinds januari 2014 volledig in handen van TPV uit Taiwan en TomTom moet concurreren met giganten als Google en — ondanks de strategische samenwerking — Apple. De Europese Commissie erkent het belang van technologie en adresseert de tekortkomingen via verschillende programma’s. Sinds 1984 is er € 110 mrd geïnvesteerd via de Framework Programmes en dit jaar is Horizon 2020 gestart met een budget van € 80 mrd. Maar aan R&D-uitgaven in 2010 als percentage van het bbp, besteedde de EU 2,0%, wat significant lager is dan wat de Verenigde Staten (2,7%), Japan (3,3%) of Zuid-Korea (3,7%) uitgaven. En dit is al jaren zo. Wat er ten eerste moet gebeuren is dat de fragmentatie overwonnen moet worden door het definiëren (en volgen) van een gerichte hightech-strategie. De agenda zou niet bepaald moeten worden door technologie, maar door de toekomstige behoeften van Europese afnemers. Om wereldwijd te acteren is een Europees geïntegreerde aanpak nodig. Er wordt nu te nationaal ondersteund. Benoem duidelijke focusdomeinen waarbinnen Europese spelers een leidende positie kunnen innemen en schaal kunnen creëren. Ten tweede dienen hightech-bedrijven te excelleren in samenwerking, innovatie en leiderschap. Betere samenwerking met leverancier én klant als bron voor innovatie is vereist en R&D verdient meer aandacht. Bedrijven zullen adequater moeten reageren op marktontwikkelingen door sneller de organisatie aan te passen (wat in Europa te veel tijd kost), actiever te zijn op de overnamemarkt en beter te letten op de kosten om de hoge Europese lonen te compenseren. Als laatste moeten de randvoorwaarden op orde zijn. Financiering (voor R&D, groei en overnames) en een gelijk speelveld ten aanzien van standaarden en wetgeving zijn een vereiste. Toezichthouders moeten Europees denken, over landsgrenzen heen. Stimuleren van gerichte immigratie is nodig om het aanbod van geschoolde arbeidskrachten te verbeteren en tijdrovende administratieve procedures moeten verdwijnen. Zonder cruciale actie nu zal de Europese hightech industrie verder verzwakken, waardoor vitaliteit, concurrentievermogen en welvaart verder worden aangetast. Alleen de juiste stappen geven Europa de kans om haar positie in de wereldwijde technologiesector te herstellen. Dit vereist meer pan-Europees leiderschap.
Bron: Remko de Bruijn, principal bij strategisch adviesbureau A.T. Kearney, in artikel in FD